Het Europees landbouwbeleid komt van ver. Na de Tweede Wereldoorlog was staatsinterventie in de landbouwsector de norm. In een jaarlijkse marathonzitting legden de ministers van Landbouw de prijzen van de landbouwproducten vast. Ook hoeveel geproduceerd mocht worden, werd centraal gepland. Vandaag is dit moeilijk te geloven, maar toen was van marktwerking geen sprake. Het resultaat? De Unie produceerde boterbergen, verdronk in melkplassen. En zakte weg in de explosief stijgende kosten.
De grootste excessen liggen gelukkig achter ons. Er werd hervormd, meer marktwerking werd toegelaten. Toch lopen de landbouwuitgaven nog altijd op tot 38 procent van de totale EU-begroting, jaarlijks zo’n 60 miljard euro. Ook omdat niet steeds een economische logica, maar wel historisch gegroeide of misgroeide verdeelsleutels regelen hoeveel geld elke lidstaat ontvangt. En dat is niet altijd even eerlijk. De Belgische belastingbetalers dragen meer bij dan onze eigen boeren in totaal ontvangen. Tussen 2000 en 2014 was dat elk jaar gemiddeld 400 miljoen euro meer. Van 2015 tot 2020 loopt dat bedrag zelfs verder op tot gemiddeld jaarlijks 700 miljoen euro. Elke besparing op de Europese totaalkost zou dus een winst moeten betekenen voor onze belastingbetalers.
Kolderprojecten
Op dit moment gaat 80 procent van de Europese inkomenssteun naar 20 procent van de Europese landbouwers. Verhalen over grote landeigenaren, lokale politici ook, die enorme bedragen opstrijken, blijken helaas nog altijd te kloppen. Soms komen subsidies niet terecht bij de boerende boer, maar bij kostelijke kolderprojecten en initiatieven zonder grote meerwaarde. Of houden ze onrendabele bedrijven kunstmatig in leven. Dat is het gevolg van een beleid dat door de enorme schaal nooit ernstig kan worden geëvalueerd. Tot nu. Hopelijk. De speeltijd is voorbij. De Brexit verplicht de EU verstandiger met onze middelen om te springen. Dat kan, door resultaatgerichter beleid te voeren, voor de boer en het Vlaamse platteland.
De Brexit als schoktherapie dus, waarbij de taboes van weleer worden doorbroken. Zodat de EU met een kleiner totaalbudget meer bereikt. Met een nieuw landbouwbeleid dat eerlijker, eenvoudiger, verstandiger en doeltreffender is.
Het heeft bijvoorbeeld geen enkele zin om elke Europese landbouwonderneming te onderwerpen aan dezelfde regeltjes. De strategische doelstellingen zijn vaak goed, de concrete uitwerking is dat minder. Regels over broodnodige innovatie en vergroening worden van bovenaf tot in het kleinste detail uitgetekend, gelijk voor elke boer. De uniforme EU-aanpak leidt niet alleen tot wrevel en onbegrip bij landbouwers, maar verhindert ook doeltreffend maatwerk gericht op de natuurlijke regionale eigenheden. Dé Europese boer bestaat immers niet.
Die Europese diversiteit en regionale verschillen worden vandaag al te vaak vergeten. En de verantwoordelijkheidszin van de degelijke landbouwer-ondernemer onderschat. Meer flexibiliteit kan ertoe leiden dat onze landbouwers een beleid op maat krijgen aangeboden én een deftig inkomen kunnen opbouwen.
Radicalere optie
Of zouden we, als het even mag, nog wat meer mogen dromen? Niet enkel van een hervormd gemeenschappelijk landbouwbeleid, maar tegelijk van de radicalere optie. Zou het niet efficiënter zijn om het grootste stuk van het beleid over te hevelen naar de lidstaten en de regio’s? De EU zou zich dan beperken tot een algemener Europees strategisch kader, want de regionale overheden zijn beter geplaatst om maatregelen te treffen die op het veld alle landbouwers en plattelandslandsgebruikers kunnen verzoenen.
Weg dan met de tussenschotten tussen de verschillende programma’s, weg met het Europese papierwerk. Vlaanderen zou dan zelf zijn landbouwbeleid kunnen voeren. En we zouden niet langer elk jaar 700 miljoen Belgische belastingcenten zien vertrekken naar boeren in andere Europese landen…
Een eenvoudiger kader met beduidend meer zeggenschap voor Vlaanderen zou alvast een verbetering zijn. Voor onze landbouwers die een beleid op hun noden krijgen binnen ambitieuze doelstellingen, voor onze consumenten die kunnen genieten van heerlijke producten van eigen streek, en voor de belastingbetalers die de EU terecht en verstandig zien besparen.